Door de geschiedenis heen hebben stoelen vele doeleinden gediend: van tronen om macht uit te stralen, schommelstoelen om te kalmeren en ligstoelen om te ontspannen. Maar worden ze pas sinds kort zo gemaakt dat ze de zithouding van het lichaam ondersteunen? Ergonomie is een wetenschappelijke discipline die zich bezighoudt met het optimaliseren van de manier waarop mensen omgaan met objecten, omgevingen en systemen. Ergonomie heeft geleid tot een hele industrie met stoelen die er minder als stoelen uitzien, maar meer als hoogwaardige machines die zijn uitgerust met gevormde ondersteuningen, technische stoffen en een reeks knoppen. Hoe zijn we hier precies terechtgekomen?
Ergonomische principes bestaan al duizenden jaren, maar ergonomie – wat letterlijk ‘arbeidswetten’ betekent – ontstond tijdens de industriële revolutie. Bedrijven zochten naar manieren om de productiviteit te verhogen. Daarom onderzochten ingenieurs hoe verschillende hulpmiddelen of processen de efficiëntie konden verbeteren. Ondertussen werd houding een morele en medische obsessie. Artsen bedachten theorieën over goede zithygiëne en ontwierpen meubilair dat mensen in de 'juiste' houding forceerde, dat wil zeggen rechtop en stil zitten. Zoals David Yosifon en Peter N. Sterns schreven in een geschiedenis van houdingen gepubliceerd in de American Historical Review, weerspiegelden deze ideeën beter de etiquette van de middenklasse dan bewezen feiten. De stoelen uit die tijd waren echter al voorzien van elementen die we vandaag de dag in ergonomische stoelen herkennen, zoals ondersteuning voor de rug, draaibare zittingen en wieltjes.
Pas halverwege de twintigste eeuw werd ergonomie een beroep en een wetenschappelijke discipline. De timing viel samen met de snelle ontwikkeling van geavanceerde machines en technologie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ingenieurs beseften dat ze bij het ontwerpen van allerlei zaken rekening moesten houden met 'menselijke factoren' zoals psychologie en fysiologie. Een invloedrijk geval betrof de B-17-bommenwerper, waarbij piloten vaker crashten dan bij andere vliegtuigen. Een psycholoog van de luchtmacht besefte dat het probleem ontstond doordat verschillende landingsknoppen te veel op elkaar leken: een geval van een 'ontwerpersfout'. Nadat de knoppen opnieuw waren ontworpen, daalde het aantal ongelukken.
De meesten van ons zullen nooit een gevechtsvliegtuig besturen, maar ergonomisch design komen we overal tegen: Een dunschiller met een comfortabele grip, een schaar die in de handpalm past of een bureaustoel die perfect onder het bureau past.
Schets die de draaihoek van de enkel en het lichaamstype laat zien (Bill Stumpf, 1990).
Ergonomisch ontwerp werd gemeengoed dankzij Henry Dreyfuss, de industrieel ontwerper van de ronde Honeywell-thermostaat. In zijn baanbrekende boek Designing for People uit 1955 legt Dreyfuss uit dat het zijn taak was om mensen en hun omgeving beter op elkaar af te stemmen. Om dit te bereiken, raadpleegde hij regelmatig artsen en medische experts over zijn projecten. Hij stelde ook naslagwerken op waarin de ideale afmetingen voor objecten en omgevingen werden voorgeschreven, gebaseerd op de gemiddelde lichaamslengte van mannen en vrouwen. Deze werden door de ontwerpindustrie op grote schaal overgenomen.
Naarmate medisch onderzoek en beeldvorming geavanceerder werden, werd ook het ergonomisch ontwerp geavanceerder. Eind jaren zestig en begin jaren zeventig kregen artsen meer inzicht in de biomechanica en de anatomie van de wervelkolom. Men ontwikkelde ook methoden voor het beoordelen van comfort die gebaseerd waren op objectieve gegevens, zoals de druk op de lumbale tussenwervelschijf en de spieractiviteit, in plaats van op persoonlijke meningen. Ontwerper Bill Stumpf raakte geïnteresseerd in wat dit voor kantoormeubilair zou kunnen betekenen. Hij deed 10 jaar lang onderzoek naar de effecten van zitten op het menselijk lichaam, van vermoeidheid tot cognitie tot rugpijn. Stumpf stelde dat creativiteit verbeterd kan worden als fysiek ongemak de concentratie van een persoon niet verstoort, en als een slechte houding de bloedsomloop niet belemmert.
Figuurtekeningen voor patenten die in juni 1992 voor de Aeron Chair zijn aangevraagd, met als uitvinders William Stumpf, Rodney C. Schoenfelder, Donald Chadwick en Carolyn Keller.
Dit onderzoek leidde ertoe dat Stumpf zijn eigen 10-punts comfortcriteria ontwikkelde, die hij demonstreerde in de Ergon-stoel. Deze stoel werd in 1976 door Herman Miller op de markt gebracht en had een gevormde, voorgevormde schuimzitting die de rug en de onderste delen van de wervelkolom ondersteunde. Ook had de stoel een kantelmechanisme en waren de zitting, rugleuning en armleuningen in hoogte verstelbaar. Een van de kernideeën van de Ergon, zoals Stumpf in 1975 schreef, was om tegemoet te komen aan 'houdingsbehoeften' en 'houdingsgrillen'. Daarom werd in de bijbehorende reclame de nadruk gelegd op alle mogelijke manieren waarop iemand erin kon zitten. Eén campagne bestond uit time-lapsefoto's van een zakenman die de hele werkdag achter zijn bureau zat. Er was te zien hoe hij achteroverleunde terwijl hij een telefoongesprek voerde, hoe hij diep nadenkend achteroverleunde met zijn benen gekruist en hoe hij zijn dijbeen op de armleuning legde terwijl hij een rapport las.
Een blijvend dilemma met ergonomisch meubilair is dat het massaal wordt geproduceerd, maar dat geen twee exemplaren hetzelfde zijn.
Bij het ontwerpen van de Ergon richtte Stumpf zich niet op het gemiddelde lichaam. Dit is een opvallend verschil tussen zijn aanpak en de standaard die Dreyfuss in de ontwerpindustrie hanteerde. Deze strategie was ook de basis voor zijn volgende succeshit: De Aeron-stoel, uitgebracht in 1994. De Aeron is ontworpen in samenwerking met Don Chadwick en heeft een schuimrubberen bekleding in plaats van een rekbaar, ademend technisch textiel dat de ondersteuning gelijkmatig verdeelt en drukpunten elimineert. Beiden ontwikkelden dit idee oorspronkelijk toen ze een prototype maakten van een relaxfauteuil voor ouderen. Stoffen veringen hebben de markt veranderd en tegenwoordig integreren de meeste meubelmerken, van hoog tot laag, deze technologie in bureaustoelen.
Ergonomische stoelen zijn tegenwoordig onmisbaar op kantoor. Je kunt er urenlang op zitten. In sommige opzichten zijn ze té comfortabel geworden. Artsen waarschuwen dat 'zitten het nieuwe roken is' vanwege het verband tussen een sedentaire levensstijl en een verhoogd risico op kanker, diabetes en hartziekten. De aanpak van deze gevolgen gaat de grenzen te boven van wat design kan doen, ook al verschijnen er steeds meer nieuwe producten op de markt die mensen stimuleren om te bewegen, zoals zit-sta-stoelen en stoelen die opzettelijk oncomfortabel zijn zodat je er niet te lang op kunt zitten. In 1979 schreef Peter Opsvik, de ontwerper van de Variable-knielstoel, dat 'de beste houding de volgende is', waarmee hij bedoelt dat het een goed idee is om te blijven bewegen. De gezondste manier om te zitten is uiteindelijk om op te staan en rond te lopen.