“Sally en ik spelen weer met het idee om een huis te bouwen,” zo begint een brief van James Kirkpatrick van 8 februari 1954. “Je zult je herinneren dat je naar de nogal potsierlijke plannen hebt gekeken die een plaatselijke architect voor een behoorlijk bedrag had opgesteld,” gaat hij verder, “en op mijn beurt herinner ik me dat bij het bekijken van die plannen jij aangaf dat ze niets voor ons waren, waar we het beiden mee eens waren.”
De ontvanger van de brief en de “jij” in kwestie, was niemand minder dan George Nelson, de man van Sally Kirkpatricks kamergenoot tijdens haar studie, Frances “Fritzi” Nelson. En dus begint in deze bescheiden correspondentie tussen familievrienden het verhaal van een nogal opmerkelijk huis. Gedurende de vier daaropvolgende jaren zou Nelson, samen met zijn vennoot Gordon Chadwick, een zeer persoonlijk ontwerp uitvoeren - een huis dat volledig is aangepast aan de leden en de levensstijl van de Kirkpatrick-familie. Dat is op zichzelf nog niet eens zo opmerkelijk - het zou kunnen worden gezegd over elke architectonische aanbesteding. Wat het Kirkpatrick-huis zo speciaal maakt - toen en nu - zijn de universele kwaliteiten die de specifieke elementen overstijgen.
De beste ontwerpen van Nelson, of het nu om een klok, stoel of in dit geval een huis gaat, delen dezelfde ongrijpbare karaktereigenschap. Zijn visie op design zorgde zowel voor een modulair systeem als maniëristische grillen. Als “architect in industrie” (zoals hij zichzelf categoriseerde in de Herman Miller Collection catalogus van 1948), was Nelson verantwoordelijk voor het creëren - en verkoopbaar maken - van consumentengoederen. In het Kirkpatrick-huis wordt duidelijk dat deze mentaliteit net zoveel invloed had op zijn architectuurpraktijk. Een product moest uniek zijn om in de markt op te vallen, maar het moest ook aantrekkelijk zijn voor een breed publiek om succesvol te zijn. Zelfs bij de uitvoering van dit privéhuis voor persoonlijke vrienden omarmt Nelsons brandmerk van modernisme deze dualiteit volledig.
Het Kirkpatrick-huis is ook opmerkelijk omdat het is ontworpen en gebouwd gedurende wat waarschijnlijk het hoogtepunt van Nelsons carrière was. Om een beeld te schetsen van zijn uitgebreide interesses en dienstverbanden op dat moment: in 1954 was hij co-auteur van vier boeken (Chairs, Living Spaces, Storage en Display), gaf hij leiding aan zijn gelijknamige industriële ontwerp- en architectenbureaus, werkte hij als Design Director bij Herman Miller, design consultant bij General Electric en Howard Miller, voorzitter van de Aspen ontwerpconferentie, adviseur voor de school van schone kunsten aan de University of Georgia en consultant en tentoonstellingsontwerper voor de overheid van de Verenigde Staten. Als Nelson zinspeelde op de “architect in industrie” dan is deze bonte verzameling meer de “architect als industrie.”
Toch vond Nelson nog de tijd om een ontwerp uit te werken in de daaropvolgende maanden. In juli 1954 stuurde hij Kirkpatrick een enthousiast briefje: “We hebben de voorlopige schetsen afgerond en we beginnen behoorlijk enthousiast te raken over sommige mogelijkheden.” De brief beschrijft onderdelen van het plan, waaronder een “een privé-appartement van 2 verdiepingen dat volledig van de rest van het huis afgesloten kan worden.” Dit beschrijft hij in meer detail: “Om wat plezier in huis te halen, hebben we de woonkamer opgesteld als een kooi met 2 verdiepingen met veel glas, met je slaapkamer op een soort brug boven een deel van de woonkamer. Natuurlijk is er geen geluidsbarrière tussen de woonkamer en de grootste slaapkamer, maar er is verondersteld dat als de slaapkamer wordt gebruikt, de woonkamer stil is. Het gevoel van open ruimte dat je op die manier krijgt zou schitterend kunnen zijn.”
De hangende slaapkamer, ingesloten door volumes van dubbele hoogte, geeft inderdaad een schitterend gevoel van open ruimte. Aan één einde verlichten de dakramen een ovenachtige vrijstaande open haard en hangende plantenbakken. Aan het andere einde opent een grote rij ramen naar het balkon van de slaapkamer en de woonkamer.
“Natuurlijk is er geen geluidsbarrière tussen de woonkamer en de grootste slaapkamer, maar er is verondersteld dat als de slaapkamer wordt gebruikt, de woonkamer stil is.”
- George Nelson
“Op z'n zachtst gezegd waren Sally en ik opgewonden over de plannen voor het huis en over het uiterlijk van het model,” reageerde Kirkpatrick. “We hebben twee avonden lang niets anders gedaan dan op de veranda zitten en erover praten in al zijn verschijningsvormen.” Tekenend voor de tijdsgeest gaat het briefje verder:, “Sally maakt zich zorgen over het praktische aspect voor de vrouw, met betrekking tot alle ramen die schoon gehouden moeten worden met zoveel glas, zowel van binnen als van buiten, maar we twijfelen er niet over dat er ook voor dat probleem oplossingen bestaan.”
Ramen flankeren ook de verhogingen aan de zuidkant en de noordkant. Op de tweede verdieping biedt een rij van vier bescheiden slaapkamers allemaal uitzicht op het noorden. De boven- en ondergangen op het zuiden worden verlicht door dubbelhoge ramen die het karakter geven van een broeikas. Een trappenhuis met vrijdragende treden uit de mahoniehouten wand en hangend aan een rij balustrades tot aan het plafond komt spectaculair over, mede dankzij het eenvoudige karakter van het ontwerp.
Nelson vertrouwde niet alleen maar op natuurlijk licht. Met een geleend trucje van de slaapzaal van Alvar Aalto’s Baker House op MIT, plaatste hij buitenlampen direct boven de dakramen boven de open haard en de speelkamer op de tweede verdieping (waar ze de enige ramen zijn). Schijnwerpers bevinden zich ook op regelmatige intervallen tussen de verlengde dakranden, wat een soort tussenverlichting creëert voor buiten en binnen. In de lage familiekamer werkt een halve cirkel laagspanningslampen met een industriële dimschakelaar en biedt een warme gloed.
“Sally maakt zich zorgen over het praktische aspect voor de vrouw, met betrekking tot alle ramen die schoon gehouden moeten worden met zoveel glas, zowel van binnen als van buiten, maar ook voor dat probleem moeten oplossingen bestaan.”
- James Kirkpatrick
Natuurlijk bood het ontwerpbureau van Nelson ook een schema voor het interieurontwerp van het huis. In een brief uit 1955 schrijft Nelson: “We gebruiken jouw huis als een soort proefkonijn voor onze meubelprojecten en we gaan proberen om alle meubels voor het huis uit te werken, zonder onze toevlucht te nemen tot spullen die nu in productie zijn. Het mooie aan dit plan is dat het meubelontwerp wordt betaald uit het meubelbudget en dat we de afgewerkte monsters kunnen krijgen tegen een prijs die niet hoger is dan die van de productieartikelen. Ik zou verrast zijn als dat niet erg veel amusementswaarde aan de interieuren toevoegt.” Toen het huis drie jaar later was voltooid, was Nelsons droom van aangepaste meubels nog niet helemaal uitgekomen, maar zijn kantoor had wel een unieke bank gemaakt voor de familiekamer (die helaas niet langer meer in het huis staat). De halfronde bank, die was bedoeld om precies onder de ring dimbare lampen te staan, had tafeloppervlakken en opslagruimte en deelt, samen met de vele ingebouwde voorwerpen, een onmiskenbare affiniteit met Nelsons werk bij Herman Miller.
In feite was het dankzij de vele geliefde archiefstukken dat het Kirkpatrick-huis is herontdekt en is hersteld. Als langdurig verzamelaar van vintage meubels van Herman Miller vond de huidige eigenaar Dave Corner het huis negen jaar geleden toen hij een afspraak met de eigenaar had over het mogelijk kopen van een set dressoirs van rozenhout in de grootste slaapkamer. “Ik vroeg hem direct om mij als eerste te bellen als hij er ooit aan dacht om het huis te verkopen,” herinnert Corner zich. “Een jaar later werd ik gebeld.”
Nu, na bijna een decennium van zorgvuldig onderzoek en arbeid, heeft Corner het Kirkpatrick-huis volledig hersteld, tot op het oorspronkelijke kleurenschema van Nelson. In tegenstelling tot het relatief bescheiden schema en materialen, bedacht Nelsons kantoor een onwaarschijnlijk kleurenschema, dat ruim een decennium voorliep op het felgekleurde palet van de hippie Haight-Ashbury. Interieurontwerpers Robert Rohrich en Delores Engle van het ontwerpbureau van Nelson gebruikten 20 verschillende kleuren en selecteerden tot vier kleuren per kamer, waarbij ze oppervlakken en vlakken met onwaarschijnlijke combinaties tegen elkaar uitspeelden. In een brief uit 1957 aan het echtpaar Kirkpatrick geeft Rohrich een waarschuwing: “Met betrekking tot het kleurenschema, controleer bij je twee zoons of ze heftig reageren op de kleuren van hun slaapkamers.”
De oorspronkelijke plannen bekleedden elk oppervlak, van keukenlade tot slaapkamerwand, met een gemengde code van letters en cijfers, maar er was geen corresponderende rubriek. Wegschrapen bij de wanden of het werken vanaf oude foto's was geen haalbare optie en Corner zocht zes jaar lang voordat hij de oplossing vond. Toen kwam hij de Color Harmony Manual van de Container Corporation tegen, een in leer gebonden boek dat een wetenschappelijke benadering bood - “Taking the Guesswork Out of Color” - en hij vond pagina na pagina met verzadigde zeshoekige kleurenstukjes, die waren aangeduid met letters (voor de kleurschakering) en cijfers (voor de helderheid). Met de spreekwoordelijke steen van Rosetta in de hand kon Corner het huis eenvoudig opnieuw verven, maar hij was geschokt door sommige combinaties - “Ik weet niet helemaal wat ze dachten met deze heldergroene deur naast deze mahoniehouten wand,” grapt hij. In ruil voor zijn inspanningen bewoont Corner nu een aangewezen plaatselijke bezienswaardigheid en de ultieme omgeving waarin hij kan wonen en genieten van zijn verzameling vintage Nelson- en Herman Miller-ontwerpen.
In een van Kirkpatricks vroege brieven aan Nelson valt één reactie op door zijn duidelijkheid: “Het gaat ons niet zozeer om het uiterlijk van de buitenzijde,” schrijft hij, “maar wel om de leefbaarheid binnen.” Op vele manieren is “leefbaarheid” één van de woorden die Nelsons werk het beste samenvat. Voor Nelson was ontwerpen geen theoretische, intellectuele oefening - het was een wijze van kijken naar problemen waar mensen mee te maken hadden. Het was een dienst. Gedurende zijn carrière pleitte Nelson voor oplossingen - van stoelen tot stadsplannen - die het leven van mensen zouden verbeteren. Hij zocht constant naar een betere manier om dingen te doen - en spaarde geen minachting voor de onnadenkendheid en mislukkingen die hij in de wereld om zich heen zag. Uiteindelijk zal Nelson beter herinnerd worden vanwege zijn eigenzinnige klokken dan om zijn architectuur; maar op een bosrijk stukje grond in Kalamazoo leeft een krachtig bewijs van zijn visie voort.
“Het gaat ons niet zozeer om het uiterlijk van de buitenzijde, maar wel om de leefbaarheid binnen.”
- James Kirkpatrick