Buddy Lazier had er een goed gevoel bij toen hij meedeed aan het Indy Car seizoen 1996. Hij had de eerste 28 rondes van de eerste kwalificerende race van dat jaar op pole position gereden, de Indy 200 in Walt Disney World. Na zeven jaar rijden op dat circuit, had hij het gevoel dat hij eindelijk een auto had die de Indianapolis 500 kon winnen.
Lazier, een Indy Car-bestuurder van de tweede generatie, had zijn vader, Bob Lazier, slechts eenmaal zien racen in de Indianapolis Motor Speedway in 1981. Een opgeblazen motor tijdens ronde 154 bracht abrupt een einde aan de racedag van Bob en de resulterende 19e plaats zou het dichtste zijn dat Lazier senior ooit zou komen bij winnen in de Brickyard. De ervaring bracht de jongere Lazier een belangrijke les bij: elke kans die je krijgt om te wedijveren in de Indy 500 kan je laatste zijn, dus zorg dat het de moeite loont. Er is geen garantie dat je ooit terugkomt.
De volgende race van Lazier was de Dura Lube 200 in Phoenix en deze had een even belovende start. Lazier herinnert zich nog van die dag dat hij net een halve kilometer oefenronde had afgelegd op recordsnelheid. “Ik gaf vol gas en net toen ik in Bocht 1 kwam, vloog de achtervleugel ongeveer 300 meter in de lucht en als dat gebeurt, verlies je heel wat downforce. Dus draaide ik in een fractie van een seconde achterstevoren en reed ik achterwaarts in op de verstevigde betonnen muur rond Bocht 2.”
Door de impact brak de onderrug, het bekken en het heiligbeen van Lazier op 43 plaatsen. Hij was afwisselend buiten en bij bewustzijn toen de noodteams hem uit de racewagen moesten snijden en hem met de helicopter naar een lokaal ziekenhuis brachten, waar hij een pijnlijke twee-en-een-half weken doorbracht op de Intensive Care. Toen Lazier uiteindelijk naar huis in Colorado terugkeerde, kon hij nog steeds niet lopen. Het was nog minder dan zes weken tot de Indy 500 van 1996.
Rond die tijd kreeg de Indy Car-wereld aandacht voor het werk van dr. Brock Walker. Walker, een voormalige wedstrijdskiër met een doctoraat in chiropractie, had zijn klinische praktijk in Michigan in 1990 verkocht om zijn theorieën over menselijke prestatie in hoge krachttoepassingen te verfijnen en testen. In de vroege jaren 90 had Walker verschillende racingstoelen ontwikkeld voor talrijke Indy Car-rijders, waarbij hij feedback verzamelde over wat het goed deed en verbeteringen doorvoerde bij wat het niet goed deed. Met elk prototype kon hij zijn theorie beter onderbouwen dat het heiligbeen – het gebied van de onderrug onder de gordellijn, waar de ruggenwervel verbinding maakt met het bekken – de primaire plaats is waar het zittend lichaam steun moet krijgen. Met een stevige lendensteun kantelt het bekken op natuurlijke wijze naar voren, op dezelfde manier als wanneer een persoon rechtop staat.
“Al mijn werk was gebaseerd op één idee: Hoe het menselijk lichaam zodanig positioneren dat het de meest efficiënte kracht kan genereren,” zegt Walker. “Als je op de juiste manier zit en op de juiste plaatsen wordt ondersteund, zal je je ook comfortabeler voelen en kan je je positie gedurende langere tijd volhouden. Als je je concentreert op het versterken van het lichaam, wordt comfort een natuurlijk bijverschijnsel.” En Buddy Lazier in 1996 was absoluut een rijder die comfort nodig had.
Toen Bob Lazier contact opnam met Brock en hem vroeg om een aangepaste stoel te ontwerpen zodat Buddy kon meedoen aan de 1996 Indy 500, wilde Walker er niet bij betrokken worden. (“Ik dacht bij mezelf ‘Die familie is gek.’”) Maar Bob bleef aandringen. Zodra Walker besefte dat Lazier met of zonder zijn hulp ging racen, stemde hij ermee in om naar Indianapolis te reizen en te zien wat hij zou kunnen doen.
“Ik herinner me dat ik de garage binnenwandelde en dat iedereen een sip gezicht had,” zegt Walker. “Buddy kon niet staan, zitten of liggen.” Lazier kon geen pijnstillers nemen omdat hij dan niet met de auto kon rijden. Dus Walker begon te werken aan een oplossing voor hem, en een stoel die normaal gesproken twee jaar zou kosten om te ontwikkelen, werd in slechts drie korte weken gebouwd.
“We moesten de last van het lichaam van Buddy in de cockpit verdelen zodat het bekken en het heiligbeen niet al zijn gewicht droegen,” legt Walker uit. “We moesten hem aan een soort ophangsysteem vastmaken, dat zijn gevoel voor de auto zou versterken, waarbij bepaalde gebieden van de anatomie in elkaar nestelden, bepaalde gebieden werden ondersteund en bepaalde gebieden werden gestabiliseerd, met minder belasting op het heiligbeen.” Walker hoopte dat de stoel die hij bouwde Lazier in staat zou stellen om 25 rondes af te leggen. “Met zijn hoge pijngevoel zou dat een fantastische prestatie zijn,” zegt Walker. Maar Lazier presteerde zelfs beter. Hij voltooide alle 200 rondes en deed dit sneller dan enige andere chauffeur in de race dat jaar.
“Al mijn werk was gebaseerd op één idee: Hoe het menselijk lichaam zodanig positioneren dat het de meest efficiënte kracht kan genereren. Als je op de juiste manier zit en op de juiste plaatsen wordt ondersteund, zal je je ook comfortabeler voelen.”
— Brock Walker
“Hij wist dat ik iets vernieuwends nodig had en hij ontwierp het ter plekke in Gasoline Alley,” herinnert Lazier zich. “Het gaf me ondersteuning in de raceauto, maar gaf me wel de vrijheid om te bewegen op de manier dat ik moest bewegen.” Hij voegt eraan toe: “Had ik de Indy 500 ook gewonnen zonder zijn stoel? Ik zal het nooit weten, maar ik had het beslist niet willen proberen.”
In de weken na zijn overwinning herstelde Lazier verder. Maar de onmiddellijke roem die gepaard gaat met het winnen van de Indy 500 droeg niet bij aan rust en herstel. Lazier vroeg zich af of Walker’s ontwerpconcept, dat hem in staat stelde om relatief zonder pijn in zijn racewagen te zitten, kon worden toegepast op een bureaustoel, zodat hij de urenlange interviewvragen comfortabeler kon doorbrengen. Brock bezocht Buddy in Colorado en voorzag een oude stoel uit het magazijn van Lazier’s vader van een onderdeel dat de voorloper was van Walker’s PostureFit lendensteun.
Het was misschien bij die eenmalige stoel gebleven als het management van Herman Miller niet van Brock’s onderzoek gehoord had. Er werden vergaderingen gepland voor november 2000 en Walker zette zijn theorieën uiteen voor het stoelenteam van Herman Miller, inclusief Don Goeman, Executive Vice President voor onderzoek/ontwerp/ontwikkeling. “Brock bracht een volledige autostoel met zich mee,” zegt Goeman. “Toen we erin zaten, konden we werkelijk het verschil voelen van wat hij beschreef.”
Walker kon het Herman Miller-team uiteindelijk overtuigen dat hoewel de ondersteuning voor de rug mensen tijdelijk een comfortabeler gevoel heeft, dit niet noodzakelijk het comfort op lange termijn verhoogt. Met deze nieuwe informatie op zak, schakelde het team over op de volgende vraag: Hoe kon men de technologie commercialiseren?
De Aeron-stoel vertegenwoordigde de essentie van Herman Miller’s inzicht en begrip van ergonomie. Het was ook het meest populaire product in de geschiedenis van het bedrijf. Het zou riskant zijn om zijn iconische ontwerp te wijzigen, maar zoals Goeman uitlegt, was het toevoegen van lendensteun aan de Aeron-stoel de beste manier om de toewijding van het bedrijf te demonstreren aan hypermodern comfort en ondersteuning. “Het was een ergonomische theorie,” zegt hij, “en als we een punt moesten maken, vonden we dat we dit het beste konden demonstreren met de Aeron-stoel.”
Herman Miller voegde in 2002 een PostureFit-optie toe aan Aeron. Maar het werk van het bedrijf met Brock Walker stopte daar niet. PostureFit zou deel gaan uitmaken van elk nieuw Herman Miller bureaustoelontwerp. Dat niveau van toewijding was iets dat Goeman had geleerd van Aeron-ontwerper Bill Stumpf.
“Stumpf zou zeggen dat als je van mening bent dat het probleem dat je oplost werkelijk belangrijk is en je het in het ene product oplost, maar niet in andere producten erkent, dan neem je uiteindelijk de geldigheid van het probleem weg,” zegt Goeman. Vandaag zit de PostureFit lendensteun standaard op Mirra (2003), Celle (2005), Embody (2008), Sayl (2010) en Mirra 2 (2013) stoelen.
Volgens Goeman is de waarde van het partnerschap van Herman Miller met Walker duidelijk in elke bureaustoel die het bedrijf maakt. “Brock bracht deze synthese van inzichten mee naar de kernteams van een aantal stoelenprojecten en we hebben dat gebruikt om de pasvorm en de prestatie op een hoger niveau te tillen dan we zelf hadden kunnen presteren,” zegt Goeman. “[Herman Miller’s oprichter] D. J. De Pree heeft ons geleerd om onszelf weg te cijferen voor het creatieve inzicht van iemand buiten de onderneming,” zegt hij. “En terwijl Brock geen ontwerper is die ons een visie geeft voor een product, heeft hij ons een visie voor ergonomie gegeven.”